uit: Gerard Nijenhuis, Dat ik besta komt door de taal,
door Lucas
Koops, uitg. Het Drentse Boek, 2018.
Behalve tussen 1981 en 1984 in Eext is Nijenhuis geen predikant meer van een
vaste gemeente, maar al snel houdt hij regelmatig Drentstalige kerkdiensten
in de provincie, bijvoorbeeld in Norg, Eext, Gieten, Dalen, Rolde en
Ekehaar. In deze laatste plaats zijn de diensten in het plaatselijke
dorpshuis. ‘Eerste en nog enige dominee in het Drents. Als scheper op zijn
best in de gymzaalachtige entourage,’ schrijft redacteur Sjouke B. Dekker in
1984 in het maandblad Drenthe over de diensten in Ekehaar. Die trekken belangstellenden uit de hele provincie. Gedeputeerde Jan Hollenbeek Brouwer is
een van de vaste bezoekers.
Het is ook in deze periode dat Nijenhuis zijn
gezicht weer laat zien bij de bijeenkomsten van de Drentse Schrieverskring
en dat hij opnieuw gaat publiceren in het tijdschrift Oeze Volk. Over het preken in het Drents zegt hij in het
interview met Joh. Drenthen, dat je door het gebruik van de streektaal veel
dichter bij de mensen komt. ‘Het evangelie is vaak een vreemde boodschap.
Het spreekt sterker aan, als je het brengt in de eigen taal. Vergeet niet,
dat de Drentse volksgemeenschap toch al zo autonoom is, gesloten voor
invloeden van buitenaf en dat geldt ook voor de invloed van het evangelie.’
Door het gebruik van het Drents kom je volgens Nijenhuis dichter bij het
levensgevoel van de Drent. ‘Bovendien is het Drents een mooi dialect. Het is
zo intiem met al z’n kleine woordjes en tussenkleurtjes. ’t Biedt
taalkundig heel veel mogelijkheden. Ik spreek het graag en ik verheug me
daarom ook zo op het gaan wonen in Eext.’
Enkele jaren later, hij is dan net
gestopt als predikant in Eext, komt Gerard Nijenhuis op dit onderwerp
terug. ‘Wat mensen een voordeel vonden, was dat ik Drents met ze praatte. Ik
preekte geregeld in het Drents, vergaderde in het Drents en deed
huisbezoeken en begrafenissen in het Drents. Dat laatste was wel vrij nieuw. In de streektaal kom je veel
dichter bi de mensen.’
In maandblad Drenthe schrijft Gerard Nijenhuis in november 1974 zelf
een bijdrage over de Drentstalige kerkdiensten. ‘In een tijd, waarin van de
mensen in deze streken nogal wat gevraagd wordt door alle ingrijpende
veranderingen die er optreden, waardoor mensen met 1000 vragen rondlopen
en maar heel weinig antwoorden krijgen, sta ik graag tussen hen in.
Niet op de kansel, hoog boven hen uit, maar liefst als in Ekehaar, op de
vloer van de zaal, met beide benen op de grond en met de mensen heel dicht
bij me. Dan is alle afstand weg. Dan wordt er ook spontaan geantwoord en met
hart en ziel meegedaan. Dan zijn we uit boven de zoete sfeer van de folklore
en hoe mooi het vroeger was. Dan leven we niet meer uit het heimwee naar de
wereld van gisteren, maar dan zijn we opeens Gods volk onderweg naar de
toekomst: oeze volk, waar ik bij wil horen en zo rechtstreeks mogelijk mee
wil praten.’
Toch is Gerard Nijenhuis, als hij net is gestopt als predikant van de
hervormde gemeente in Eext, niet alleen maar positief over de Drentse
dorpssamenleving. ‘In de Drentse dorpsgemeenschap zijn we zacht en lief voor
elkaar. Wij zeggen elkaar zelden de waarheid. Nee! Dat is geen wreed
systeem. ’t Is een systeem van onmacht. Verwerpen is te sterk uitgedrukt.
Maar ik sta wel zeer kritisch t.o.v. bepaalde elementen ervan. Dat te
dierbare, bijvoorbeeld over de dorpsgemeenschap, daar kan ik niet mee uit de
voeten. Ik geloof dat als je bijvoorbeeld door studie afstand hebt genomen
van Drenthe, je een soort dubbelheid ervaart; je wilt erbij horen, maar je
hoort er niet bij.’ Over de verheerlijking van de dorpsgemeenschap zou
Gerard Nijenhuis volgens eigen zeggen wel een donderpreek kunnen houden.
‘Ik heb er wel eens zo een gehouden. Ik kreeg daar veel respons op.’ Zo’n
preek gaat dan bijvoorbeeld over de verdeeldheid in de Drentse dorpen. “In
Ekehaar heb ik het wel eens over de rol van NSB daarbij gehad, waardoor er
in sommige Drentse dorpen tientallen jaren lang verdeeldheid bleef bestaan.
De oorlog ging er maar niet voorbij. Na de preek kwamen er dan mensen naar
me toe die zeiden dat ze het geweldig vonden dat ik dit onderwerp aan de
orde had gesteld.’
Een paar jaar geleden kreeg ik een mailtje uit Rotterdam van een lokale bierbrouwer die vertelde dat bij het overschilderen van zijn bakfiets de naam Immenga te Ekehaar te zien kwam.